vrijdag 24 december 2010

Filosoferen, zonder daar verder bij na te denken

Op een feest ter ere van het dertig jarig bestaan van het filosofisch tijdschrift Krisis, droeg ik begin oktober de dialoog voor Filosoferen, zonder daar verder bij na te denken. Deze week werd mijn stuk samen met de andere bijdragen van de avond gepubliceerd in Krisis. Het thema van het feest was Songs of Philosophy: waarover men niet kan spreken moet men zingen.

zondag 31 oktober 2010

Denkbilder in Perdu

Afgelopen vrijdag droeg ik in Perdu enkele korte teksten voor, geïnspireerd op de zogenaamde Denkbilder van Walter Benjamin. Over de vraag wat Denkbilder zijn verscheen in Trouw dit interview met Perdu-redacteur Marije Koens. Hieronder staan mijn bijdragen.



Uitvergrotingen

1. Eigen terrein. Vele latere herinneringen kleuren de vroegste herinnering van het kind. De handeling is duidelijk: iemand reikt het kind over aan een oude man. De man zit op de bank. Zijn opa? De plaats van handeling wordt ingevuld door vele latere bezoeken aan het huis van zijn grootouders. Maar er is meer aan de hand. De eerste herinnering mag geen herinnering zijn. Toen de ouders van het kind hem voor het eerst vroegen wat zijn vroegste herinnering was, zei het kind dat hij zich opa Bengt kon herinneren. Ze reageerden met afkeuring en ongeloof. Hij was een half jaar toen opa stierf. Hij kon zich hem onmogelijk herinneren. Snel noemt het kind een andere herinnering die vanaf dan in gesprekken altijd als vroegste herinnering zal functioneren. Het is een herinnering van toen hij twee was. Het is vroeg om je iets van die leeftijd te herinneren en daarom dwingt hij bewondering af, maar het kind weet dat de vroegste beelden die in zijn geest opborrelen ouder zijn. Niemand kan dat controleren, maar ook niemand kan hem van dat idee afbrengen.

2. Naar buiten. De vrijheid lonkte, toen het kind besefte dat de voordeur van de basisschool nooit op slot zat. Wie naar de wc ging kon verder lopen, door de gang, langs de jassen die keurig aan een haakje hingen, en de zware deur openduwen. Hij sprak met een vriendje af dat hij als eerste zou gaan. Toen het kind de deur achter zich hoorde dichtvallen, metaal op metaal, liep hij naar de bosjes om de hoek. Ze waren hoog; hij kon er in rondlopen als in een galerij, en ze beschermden hem tegen de blikken van de straat. Hij wachtte. Zijn vriendje kwam niet. Wat moest hij doen? Naar huis? Maar hij mocht nog niet alleen over straat. En wat zou er gebeuren als zijn vriendje opeens wel zou komen? Hij bleef wachten. Hoe lang zou het nog duren voordat de bel ging en zijn moeder hem kwam ophalen? Hij bleef de hele middag wachten. Door het struikgewas zag hij zijn moeder aankomen. Ze was vroeg. Verheugd stapte hij naar haar toe. Ze schrok. Wat deed hij buiten de klas?

3. Niet naar binnen. Ze moesten het ijzer wegbranden, omdat alle andere pogingen waren mislukt. Het kind had geprobeerd om met een schroevendraaier de defecte electromotor open te wrikken, om met een zaag door de stalen schil heen te komen, om het ding met een hamer open te slaan, maar de electromotor wilde zijn binnenste niet prijsgeven – en dat was vervelend. Het kind wist namelijk zeker dat er in de electromotor een gigantische magneet zat. Hij leek namelijk precies op een dynamo en zijn oom had vorige week een dynamo opengezaagd en er een magneet voor hem uitgehaald. Wie op het schoolplein de grootste magneet had, kreeg de meeste aandacht. We moeten het staal wegbranden. Een vriendje vond het een uitstekend idee. Ze verzamelden snippers papier in een kachelpijp en staken het aan. Het vuur doofde snel. Ze hielden er weer een vlam bij. Het vuur doofde weer. Toen kwam zijn moeder naar beneden gestormd. Ze keek alsof ze vuur had geroken. Jullie zijn toch geen fikkie aan het steken? Het huis had wel in de fik kunnen vliegen. Tegen haar boosheid kon geen uitleg op.


Wereld-wijd-web

De tekens sturen. Wie met de auto een stad binnenrijdt, ziet aan de tekens dat hij moet afremmen, dat hij maar aan één kant van de vluchtheuvel mag rijden, dat hij niet langs de weg mag parkeren, dat hij op moet letten voor fietsers en dat hij op het kruispunt alleen linksaf mag slaan. Maar verkeersborden zijn niet de enige tekens die de bestuurder een richting in duwen. Aan lantaarpalen hangen lichtbakken en op vrije stukken muur zijn billboards geplakt. Grote letters scheeuwen hem toe. Koop mij! Kom naar mij! Hij heeft nooit van Abba de Musical of Appasionata, de paardenshow gehoord, maar de boodschap van ieder affice is dezelfde, hoe verschillend ze er ook uitzien. Kom naar mij! Hij heeft nooit ‘een leven lang korting’ gewild, zelfs niet bij KPN, en hij weet niet waarom er een paard op de poster van American Apparel staat, maar de boodschap is dezelfde. Koop mij! De commercie koloniseert steeds grotere gedeelten van de openbare ruimte. Geen meterkast, muur, geen lantaanpaal, geen baksteen zal uiteindelijk vrij zijn van reclame. De boodschappen sijpelen het collectief bewustzijn binnen. Iedere burger weet dat hij Apeldoorn moet bellen, dat kip het meest veelzijdige stukje vlees is en dat de krisis ook kansen biedt, maar die kennis brengt hem alleen maar in de winkel. De geest slibt dicht. En ook betekenis wordt geofferd op de altaren van de vrije markt. Tekst, waarin ooit gedachten waren gevat, wordt beeld. De man die met zijn auto de stad binnenrijdt, ziet logo’s, affices, neonletters. Het gaat niet om wat de tekens zeggen, maar om wat ze bewerkstelligen. De stad als marktplaats waarin iedere commerciële partij zijn eigen versie van het ‘heden verse eieren’ de vrije markt inslingert. Informatie wordt manipulatie. De bestuurder rijdt verder, maar hij blijft door het web rijden waar hij als volledig geïnformeerde consument zijn vrije en rationele keuze mag maken.


Op de vlakte

Sinds Plato vragen velen zich af wat er toch achter de verschijnselen schuilgaat. Ze proberen op allerlei mogelijke manieren de schil van de dingen af te pellen en iedereen vat daarbij ‘de dingen’ op zijn eigen manier op. De losse volgers van Plato zijn het alleen eens dat er iets achter de verschijnselen zit en dat dit onzichtbare deel interessanter, belangrijker en zelfs meer waar is dan het zichtbare.

Een documentairemaker vraagt zich af wat er omgaat in een Turkse groenteboer uit Aalsmeer die iedere minuut van zijn vrije tijd met zijn hengel doorbrengt op de pier van IJmuiden. Wat gaat er door hem heen als hij naar de punt van zijn hengel staart? Hoe is de relatie met zijn vrouw? Welk fascinerend universum ligt er achter zijn stille gelaat verborgen? De documentairemaker volgt de man een paar dagen en komt er dan achter dat de groenteboer gewoon van vissen houdt.

Een man die over straat loopt vraagt zich af wat er achter de gevels gebeurd. Hij loopt door het park en ziet een groepje jongeren bij een overdekte picknicktafel sigaretten roken en naar muziek op hun mobile telefoon luisteren. Schuilen ze voor de regen of bereiden ze de islamitische revolutie voor?

In een film wordt van een dik boek het midden uit de pagina’s geknipt, zodat er een ruimte ontstaat om een pistool in te verbergen. In de volgende scène stapt een man met het boek onder zijn arm de tram binnen. Als de tram begin de rijden, vraagt een andere man of hij het boek gelezen heeft.

‘Nee’, antwoord de man.

‘Dat is jammer, want het is een goed boek’.

Hij probeert het boek te pakken, maar de man met het boek onder zijn arm draait weg.

‘Rustig maar. Ik wil alleen maar een tip geven, je aanraden met welke passage je moet beginnen.’

De man kijkt strak naar buiten, pakt dan het boek onder zijn arm vandaan en leest de titel. Het Passagen-Werk van Walter Benjamin. Hij kijkt weer naar buiten en ziet de auto’s voor het stoplicht optrekken. Iedere metalen bol als een eigen universum. Wat er in de auto gebeurt heeft weinig te maken met wat er aan de buitenkant te zien is. Allemaal zijn ze onderweg.

‘Het is een heel belangrijk boek, dat je daar onder je arm hebt’, zegt de andere man weer. Het blijft stil, dus de man gaat verder: ‘De schrijver laat zien hoe je aan de in verval geraakte passages van Parijs, de in verval geraakte winkelgalerijen, kunt zien in welke dromen mensen in de 19e eeuw hebben geleefd.’

De man met het boek onder zijn arm blijft stil.

‘Het is maar dat je het weet.’

Passagiers stappen in en stappen uit. De man met het boek onder zijn arm blijft naar buiten kijken. Hij ziet auto’s, reclames, struiken. De tram komt bij het eindpunt, maar de man blijft in de wagen staan. Pas als hij terug is op de halte waar hij is ingestapt, stapt hij uit. Hij gaat een kantoor binnen, slaat het boek open en richt het pistool op zijn opdachtgever.

zondag 4 april 2010

Interview

Afgelopen dinsdag stond er in de Volkskrant een interview dat ik pas vandaag las. De pastoor Cor Mennen mocht er vrijelijk zijn bizarre opvattingen geven over de toestand van het land: we bevinden ons in een tijdperk van groot moreel verval, vergelijkbaar met de tijd waarin het Romeinse Rijk ten einde liep, waarin men slechts bezig is met het bevredigen van lusten. Herhaaldelijk noemt hij homoseksualiteit als de oorzaak van alle ellende, dat hij gelijk stelt met pedoseksualiteit: 'Een pedoseksueel kan ook niet zeggen: ik ben zo geschapen, dus ik mag het doen.'
Behalve de homoseksualiteit komt ook van buiten een grote bedreiging: de islam. Wat dat is een oorlogszuchtige godsdienst. Het enige wat ons kan redden is het christendom, die hoeder van waarden, met zijn volgers die naar waarheid zoeken.
Het onsamenhangende verhaal is bijna grappig om te lezen, ware het niet dat er daadwerkelijk mensen naar zo'n man luisteren. Aan het interview viel op hoe weinig weerwoord de interviewer gaf. Misschien is dat wel goed: pas zo komen we erachter wat de man werkelijk denkt. Aan de andere kant: het interview roept meer vragen op, dan dat ze beantwoordt - ik wil weten hoe de pastoor op kritiek reageert.

vrijdag 2 april 2010

Lente

Er is niets mooier dan de vroege lente op de parkeerplaats van een winkelcentrum in Diemen. De zon doet zijn best, maar de wind is nog koud en tussen de auto's staat een viskraam. Ik bestel een portie kibbeling met ravigotsaus, en ga op een bankje zitten. Een gezin met peroxide-blond haar en lichte trainingskleding loopt langs, een bestelauto komt aanrijden met twee negers voorin en de tekst 'Rise for Jesus Ministries' in zwarte letters op de zijkant. Op een steenworp staat een patatkraam, waar je Glenns Versgebakken Patatten kunt kopen - alsof de persoonlijke draai een garantie is voor de kwaliteit van het product. Uit een mobile telefoon jengelt de Hongaarse Dans van Brahms. De vis is op. Ik ga snel weg, voordat ik door de ziekte van Stendhal word overvallen.

maandag 8 maart 2010

Twee keer eenzaamheid

In de trein, anderhalf jaar geleden, las ik in een gratis krant een verhaal over een man die in grote eenzaamheid was gestorven. Hij heette Willy, was Nederlander en 58 jaar oud. Hij ging naar Colombia om te trouwen met de liefde van zijn leven. Willy had haar op het internet ontmoet, en zou haar in het plaatsje Plato voor het eerst in het echt zien. Maar de vrouw kwam niet opdagen. Willy bleef wachten en wachten, elke dag in hetzelfde café, waar hij sigaretten rookte en bier dronk, maar niets at. Hij bleef alleen. Op een dag kreeg hij diarree en ging hij overgeven. Drie dagen later vond de manager van het hotel hem dood op zijn hotelkamer.

Ik moest aan het verhaal denken nadat een collega, die filosofie geeft aan volwassenen, een verhaal vertelde over één van zijn cursisten. Ze moesten vertellen over het meest gelukkige moment van hun leven. Het meest gelukkige moment van een vrouw vond plaats tijdens een afspraak met iemand die ze via een datingsite had ontmoet. Waarom? De man kwam niet opdagen.

zaterdag 6 maart 2010

Geert Wilders

Vandaag schreef ik op Facebook een reactie op Geert Wilders' bezoek aan Engeland. Hij noemt premier Erdogan van Turkije een freak, en raaskalt wat verder. 'Is hij altijd zo?', vroeg een verslaggever van CNN aan een Nederlandse journalist. De gedachten in mijn reactie zijn misschien niet origineel, maar ik denk dat ze niet vaak genoeg gezegd kunnen worden. Iedereen moet weten wat voor abjecte ideeën hij aanhangt. Voor het nieuwsbericht waarop ik reageerde klik hier.

"Ik blijf het zo bizar vinden... dat er naar hem geluisterd wordt, omdat iets aan het "Marrokaanse tuig" doet of iets dergelijks. Bestaat Nederland dan echt uit een verzameling verongelijkte debielen met een te grote mond ten opzichte van hun herseninhoud? In de knieën schieten, deporteren, die hap met hun fascistische boek, terug naar hun eigen land dat wordt geregeerd door een totale freak. We werken hen met stadscommando's onze wijken uit, en verbieden hun vrouwen nog langer hoofddoekjes te dragen, op straffe van... Hoe kan je ook maar overwegen om iemand die zulke dingen zegt als politicus - en leider van mogelijk de grootste partij - serieus te nemen. Is hij altijd zo? Hij wordt steeds radicaler. Maar soms lijkt hij wat minder te raaskallen. Dan zegt hij iets aardigs over homo's of maakt hij een theoretisch punt over beschavingen - en dan gaan anderen daar serieus op in en zeggen dan dat hij wel een serieus probleem aansnijdt, alleen geen oplossingen biedt. Wat nou 'serieuze problemen aansnijden'? Als ik zeg dat alle Nederlandse vrouwen hoeren zijn, benoem ik dan het probleem van de prostitutie? Of als ik zeg in de wereld niemand kan lezen en schrijven, benoem ik dan het probleem van het analfabetisme? Is hij altijd zo? Helaas niet. Hij is erger. Soms wordt hij serieus genomen."

Foto's

sake.vanderwall - View my most interesting photos on Flickriver