dinsdag 16 december 2008

Perdu recensie: Louis Lehmann

gister verscheen de derde recensie van deze maand op http://www.perdu.nl/

" ‘Het is troosteloos om te kijken naar een waslijn met een oneven aantal sokken,’ declameerde de dichteres Anneke Brassinga. Op vrijdagavond 12 december droeg ze voor in Perdu, maar niet uit eigen werk. De regel komt uit een gedicht van Louis Th. Lehmann aan wie zij samen met zeven andere kunstenaars in Perdu een hommage leverde.
De kunstenaars hebben zich door het leven en werk van Lehmann laten inspireren. Voor het gedicht van Lehmann had Brassinga een aantal gedichten voorgedragen waarin ze steeds één regel uit een gedicht van Lehmann afwisselde met een regel uit een gedicht van zichzelf. Daarna las ze een gedicht voor waarin ze om de twee regels wisselde.
‘Louis is eigenlijk een soort homo universalis, maar niet vanwege zijn fraai ontworden wapentuig zoals Leonardo da Vinci, maar om zijn zang en dans’, zei Dick Leutscher, een vriend van Lehmann en naar eigen zeggen net zoals hij een surrealist en eclecticus. Leutscher opende de avond met een aantal anekdotes over hun werk bij het surrealistische tijdschrift De schone zakdoek en speelde daarna een pianocompositie waarin hij de letters van Lehmanns naam omzette in noten om daarmee ‘de heimelijke melodie’ van zijn naam te laten horen.
Muzikaal was ook de bijdrage van Guus Janssen. Hij speelde zes zo verschillend mogelijke composities van Lehmann (die vooral als dichter naam gemaakt heeft), zoals de Art Noveau Rag, waarbij je met de stem van Eric Satie de volgende tekst moet uitspreken: ‘Think of Art Nouveau/Relax/Think intensely of Art Nouveau/ Think of the Wiener Secession/ Be fed up’. Janssen vertelde nog dat hij op het conservatorium een leraar als Lehmann had gemist, omdat Lehmann een bijzondere kennis had van allerlei bizarre en onbekende soorten muziek.
‘Ik heb een aantal gedichten van je verminkt, wat overigens een compliment is, omdat ik ze niet beter maken kon’, leidde Tsead Bruinja zijn lange gedicht Louis Louis in. De dichteres en activiste Diana Ozon droeg een aantal activistische gedichten van Lehmann voor zoals Winter 1983-84, gericht tegen de bouw van de Stopera, eindigend met: ‘er komt geen veld om opera’s te kopen.’ De activistische kant van Lehmann werd ook belicht door Hans Plomp uit het kunstenaarsdorp Ruigoord, die vertelde dat Lehmann het volkslied van Ruigoord had geschreven.
‘Zorg eerst maar dat je een goede baan hebt, voordat je gaat dichten.’ Dit was één van de vele citaten van Lehmann in het verhaal van Erik Bindervoet. Toen Lehmann op negentienjarige leeftijd debuteerde als dichter werd hij door Simon Vestdijk geroemd als het wonderkind van de Nederlandse poëzie. Deze vroege roem zat hem naar eigen zeggen in de weg als hij solliciteerde. Het verhaal van Bindervoet kreeg een persoonlijke noot doordat hij vertelde over de aardrijkskunde lessen die hij kreeg van Lehmanns vrouw.
Lehmann was zelf ook aanwezig. Het voormalige wonderkind is inmiddels ver over de tachtig; met een trillende stem droeg hij een aantal vertalingen uit het Engels en Spaans van zijn hand voor.
Uit de vele verschillende bijdragen kreeg je een idee van de veelzijdige en dwarse kunstenaar die er achter deze grijze, kalende tachtiger schuilging. Dit beeld werd door de uitsluitend positieve bijdragen misschien iets te roze gekleurd, maar kritische bijdragen passen dan ook niet goed in een hommage. – Het was mij echter niet duidelijk waarom men hem eerde, maar misschien hoeft daar bij een dichter als Lehmann ook geen directe aanleiding voor te zijn. "
Sake van der Wall

donderdag 11 december 2008

a creditcrunch is a granny's goldmine.

In kranten en op de radio en televisie kelderen de beurzen en vliegen de miljarden van overheid naar bedrijfsleven, maar toch bleef de kredietcrisis grotendeels een ver van mijn bed show. Ik had geen geld op een bank in IJsland en als leraar met lage vaste lasten zou de crisis mijn tijd wel duren, dacht ik, maar nu beginnen in mijn vriendenkring ook de eerste gevolgen zich af te tekenen. Iemand die na haar studietijd een paar jaar als stewardess aan de slag wilde en al was aangenomen, zag de aanvangsdatum van haar nieuwe baan maar uitgesteld en uitgesteld worden. Iemand die wilde promoveren zag op de website van de ASCA, het instituut waar hij dat wilde doen, dat ze vanwege de crisis dit jaar geen promovendi aannemen. Een vriendin die in het buitenland klassieke talen studeert, maakt zich zorgen voor volgend jaar. Krijgt ze wel een promotieplek? Willen de fondsen haar nog wel een beurs geven? 'Ach', zei ze tegen me over de chat, 'we hebben nu in ieder geval iets om aan onze kleinkinderen te vertellen.' Dat klopt, het levert een goed verhaal op, maar dát is wel het ultieme excuus om van een je ellende iets moois te maken, of hoe zeggen ze dat ook alweer in goed Engels: a creditcrunch is a granny's goldmine.

dinsdag 9 december 2008

Perdu-recensie: Een kennismaking met de Chassidische verhaaltraditie

Gisteren verscheen mijn tweede recensie over een avond bij Perdu:
Op zondagmiddag 7 december voerde de metafysicus en godsdienstfilosoof Victor Kal in Perdu een groepje van ruim twintig mensen terug naar de vlakten van het 18e eeuwse Oost-Europa. Hij vertelde hoe in een gebied dat afwisselend tot Polen, Rusland of de Oekraïne behoorde, in stettles Joodse gemeenschappen in armoede leefden. In zo’n gemeenschap werd in 1698 de latere rabbi Baal Shem Tov (Basht) geboren. Dit was de stichter van het Chassidische jodendom, een stroming die eerst slechts in de marges van het joodse geloof bestond, maar in 150 jaar uitgroeide tot één van de grootste facties van het jodendom; inmiddels heeft de beweging over een groot deel van de wereld volgelingen.
In de Chassidische traditie nemen verhalen een belangrijke plaats in. Het leven en de leer van Baal Shem Tov worden overgeleverd door realistische vertellingen en parabels. In Perdu werd daarom niet alleen door Kal een lezing gegeven over de Chassidische verhaaltraditie, maar werden er ook een aantal verhalen voorgelezen door Fajga Szmulewicz. De bekendste Chassidische verhalenverteller is waarschijnlijk Isaac Bashev Singer, die in de jaren 30 van de twintigste eeuw naar De Verenigde Staten emigreerde en in 1978 de Nobelprijs voor de literatuur kreeg.
Szmulewicz las eerst het verhaal ‘waarom de rijke arm werd’ voor. De zaken van een rijk man, van een weldoener, die één dochter heeft, gaan opeens slecht. De man vraagt steeds aan de Baal Shem Tov waarom god de zaken slecht laat gaan, maar de Basht geeft geen antwoord. De man wordt arm en zijn dochter wordt verliefd op een arme herder. Ze trouwen. Daarna gaat het de weldoener opeens weer voor de wind. Hij heeft nog slechts één grief, namelijk dat zijn enige dochter met zo’n slechte partij is getrouwd. Hij gaat naar de Basht en vraagt om opheldering. De Basht vertelt hem dat het huwelijk zo door God is voorbestemd. De dochter en haar herder leefden nog lang en gelukkig.
Volgens Kal is het belangrijke van dit verhaal dat er in het middenstuk iets voor de hoofdpersoon verborgen blijft: de weldoener weet niet waarom zijn zaken opeens slecht gaan en krijgt daarop van de Basht ook geen antwoord. Maar omdat er volgens het Chassidisme ‘geen plek is waar God niet is’, zal de voorzienigheid er wel achter zitten, hebben de onbevattelijke gebeurtenissen een reden. Volgens Kal is dit een veel voorkomende gedachte binnen het joodse geloof, maar brengt Baal Shem Tov hem door de verhalen voor het eerst naar het niveau van de gewone man, in wiens leven ook veel verborgen blijft.
De kennismaking met het Chassidische verhaaltraditie eindigde na de pauze met een ingekorte lezing van ‘sparen voor het paradijs’ van Bashev Singer. Behalve een mooie illustratie bij de vele religieuze ideeën die die middag naar voren waren gekomen, smaakte dit naar meer, naar meer Chassidische verhalen.

zondag 7 december 2008

Recensie voor Perdu: Toon Tellegen

Deze maand recenseer ik voor de literaire sichting Perdu een aantal recensies. Gisteren verscheen op hun weblog de eerste over een voorleesavond van Toon Tellegen:

"Toon Tellegen kende ik nauwelijks, voordat ik afgelopen donderdag naar Perdu ging. Ik was wel eens met zijn werk in aanraking gekomen bij een meisje thuis, die me enthousiast iets liet lezen over een mier, een sprinkhaan of een lieveheersbeestje die praatte over de zin van het leven en allerlei andere diepe dingen. Er ging van deze dierenverhalen wel een zekere charme uit, maar ze konden mij niet echt boeien. In de gesprekken van de dieren werden grote woorden klein gebracht, maar voor mij kwam de noodzaak om ze überhaupt te brengen niet over.

In Perdu ging het afgelopen donderdag 4 december niet over dieren. Anders dan de titel Raafvogels doet vermoeden gaat de dichtbundel niet over raven of vogels, maar over een gezin, met een vader in de hoofdrol. Toon Tellegen droeg de hele bundel voor, waarbij Albert van Veenendaal tussen twee gedichten in steeds een paar akkoorden op de piano speelde, de ene keer donker en dreigend de andere keer dissonant en pijnlijk.

In zijn inleiding vertelde Tellegen dat hij twaalf jaar geleden aan een roman begon over een zeventienjarige jongen met verbeeldingskracht. De jongen verzon eerst een familie, daarna zijn imaginaire zelf en ten slotte kreeg hij een psychose en belandde in een kliniek. Omdat Tellegen de roman mislukt vond, verscheurde hij vijf jaar geleden het manuscript en gooide de snippers in de Stadhouderskade – dat vertelde hij tenminste. Alleen de gedichten die de hoofdpersoon over zijn verzonnen vader schreef, bewaarde Tellegen en publiceerde ze later als Raafvogels.

Ieder gedicht van de bundel begint met de woorden ‘Mijn vader’, vervolgens komt er een sleetse uitdrukking. De vader ‘waste’ bijvoorbeeld ‘zijn handen in onschuld’, ‘kookte in zijn sop’, en ‘raakte aan lager wal’. Tellegen gebruikt de clichés echter bewust. Hij speelt er een spel mee. Zo schrijft hij: ‘Mijn vader speelde met vuur en vloog in brand’ en ‘Mijn vader liep in zeven sloten, maar mijn moeder verdronk’. Dit spel zorgt voor eenzelfde soort komisch effect als de gesprekken in de dierenverhalen, en net zoals de dieren komt de vader regelmatig in aanraking met het diepere en existentiële. Ook bij Raafvogels ontging me echter de reden hiervoor en ik had niet het idee dat het meer was dan spielerei.

Dat is jammer, want Raafvogels roept wel allerlei vragen op. Waarom schrijft hij zo afstandelijk over een vader, over een vader die bovendien ook nog eens verzonnen is? Wilde Tellegen met zijn woordspelletjes meer bewerkstelligen dan een droogkomisch effect? En waarom worden al die grote woorden alleen maar genoemd, terwijl poëzie traditioneel een genre is dat iets toont en je dingen laat invoelen? Het was jammer dat Tellegen na afloop hierover niet werd geïnterviewd, dan had je op de avond iets meegekregen dat je niet krijgt als je alleen de bundel leest.

Dit zijn echter wel allemaal vragen over de literaire keuzes van de auteur. De gedichten zelf bleven voor mij een rustig, voortkabbelend spel met uitdrukkingen – best prettig om naar te luisteren, zeker omdat Tellegen een mooie, rustige stem heeft, maar niet voor veel langer dan een paar gedichten. De gedichten prikkelden niet, niet mijn verbeelding en niet mijn verstand. Natuurlijk hoeft dat ook niet. Maar als een schrijver zoveel woorden wijdt aan ‘het diepere’ en ‘het hogere’, wil ik op zijn minst een keer meegenomen worden naar de diepten van de taal en die zogenaamd diepere zaken ervaren. "

Sake van der Wall

zaterdag 29 november 2008

Foto

Ik kwam mijn eigen foto tegen op de onderstaande site. Binnenkort wordt deze foto ook afgedrukt in een Engels boek over architectuur, in een sectie over Brunelleschi.
http://www.skyscrapercity.com/showthread.php?t=445441&page=123

vrijdag 28 november 2008

De dood vermomt als Bling

In de rij voor het Rijksmuseum stonden een paar jongeren. Met hun petjes en Nikes behoorden ze niet tot het gangbare museum publiek. Ik hoorde hen fantaseren over de met diamanten ingelegde schedel van Damien Hirst. Een van de jongens zei dat je de schedel aan een kettting om je nek moest hangen. 'Als ik dat doe dan trek ik wel een tovenaar van Merlijn pak aan', zei een ander. Iemand opperde om het filmpje ervan op Youtube te zetten. Ook viel het woord 'bling'.

Om bij de schedel te komen moest je langs twee bewakers, en dan door een soort van bocht die fungeerde als lichtsluis, en dan door een donkere gangetje de zwarte kamer in waar de schedel in het midden in de spotlights stond te blingen. De jongens zag ik niet, toen ik binnen was, maar er waren verscheidene toeschouwers. Kinderen die precies konden zeggen hoe oud de man was geworden van wie zijn schedel was gebruikt. Een oudere man met grote verhalen over de verkoop van schedels in India. En veel, veel stelletjes.

Wat mij vooral opviel was hoe zeer het kunstwerk uitnodigde om er precies naar te kijken. De toeschouwers stond met hun neus op het glas en wezen op de vele fijngezette diamantjes. Misschien bestaat de betelkenis van het schilderij ook wel daaruit: het trekt mensen aan tot iets wat eigenlijk verschrikkelijk is, zonder dat zij het waarschijnlijk door hebben, als een mot die wordt aangetrokken tot het vlammetje van een kaars.

woensdag 26 november 2008

Terreur in Mumbai

Ruim acht maanden geleden, liep ik door Mumbai. Op dit moment zijn daar grootschalige terroristische aanslagen aan de gang. Wat er precies aan de hand is, is nog onduidelijk, maar in ieder geval zijn er mannen met geweren het Taj Mahal Hotel binnengegaan, zijn er in het Victoria treinstation handgranaten ontploft. Zeker tien mensen zijn overleden. Maar de terreur lijkt zich als een olievlek over de stad uit te spreiden. Er is in het westen van de stad een taxi gevonden vol munitie. Er wordt nog steed op meerdere plekken geschoten. Er zijn berichten dat het leger de stad binnentrekt. De chaos van het moment doet me denken aan de chaos op elf september, kort nadat een vliegtuig de tweede toren in was gevlogen.

In India vinden wel vaker terroristische aanslagen plaats. Maar nu lijkt het groter. Dat juist Mumbai getroffen wordt, is ook zorgelijk. De Hindu-fundamentalisten zijn daar zeer sterk. Als er Moslims achter de aanslagen zitten, kunnen er wraakacties volgen, met nog vele honderden, misschien wel duizenden doden - zoals na rellen in Mumbai in het begin van de jaren negentig.

zondag 16 november 2008

De waterschappen hebben een Obama nodig

Het is weer verkiezingstijd. Na alle aandacht voor de Amrekikaanse presidentsverkiezingen, kunnen wij Nederlanders ook onze stem laten horen, in, jawel, de waterschapsverkiezingen. Natuurlijk heb ik ooit gehoord, bij geschiedens, hoe belangrijk de waterschappen zijn geweest bij de ontwikkeling van de Nederlandse democratie, maar toch willen die waterschappen niet echt bij mij gaan leven - en volgens mij ben ik de enige niet. Omdat ik geen slecht burger wil zijn, ben ik toch maar even naar kieskompas gesurfd en heb daar de kiezwijzer ingevuld. Wat eruit kwam? Dat hou ik graag voor mezelf, maar toen ik de uitkomst zag, dacht ik: 'ja, maar daar ga ik echt niet op stemmen.' Ik nam de lijst nog eens door, maar ook de bekende partijen die meededen konden mij niet echt winnen. Ik stem namelijk graag op iemand die ik ken. En van alle kandidaten op de lijst kende ik er maar een: VVD-er Anne Lize van der Stoel. Ongetwijfeld een hele aardige vrouw, maar, behalve dat haar partij niet echt bij mij past, heeft haar optreden als stadsdeelvoorzitter van Centrum niet echt veel vetrouwen ingeboezemd.

zaterdag 1 november 2008

Moeitewaardmensen

We hadden al de 'Nieuwe Nederlander' of de 'Medelander' om onze allochtone mede Nederlanders op een aardige manier te omschrijven. Vanavond hoorde ik op de radio een nieuwe omschrijving voor 'vluchteling'. Als ambassadeur van het UNHCR voegde oud-premier Ruud Lubbers het woord 'moeite-waard-mens' aan het Nederlands toe. Vanaf vandaag zullen we vluchtelingen dus als 'moeite-waard-mensen' aanduiden.

vrijdag 26 september 2008

woensdag 27 augustus 2008

Onverwerkte jaren tachtig

Omdat je tegenwoordig over de overwerkte jaren tachtig hoort te debatteren, probeerde ik hier met mijn broertje een gesprek over te voeren. Hij is van '81 en moet dus wel heel wat op zijn kerfstok hebben. 'Hoe is het eigenlijk met jouw onverwerkte jaren tachtig', begon ik voorzichtig.

Hij beweerde dat hij die niet had. Hij had in die tijd niets fout gedaan. Dit leek me zeer onwaarschijnlijk.

Nadat hij mijn vraag ontkennend had beantwoord, begon hij verdacht zenuwachtig door de kamer heen en weer te lopen. Hij zette water op. Een ongemakkelijke stilte daalde in de kamer neer. Op de televisie verkondigden sociologen, politici en journalisten allerlei meningen over het actiewezen in de jaren tachtig, de periode die voor mijn generatie pas écht beslissend is geweest.

Ik durfde mijn vraag aanvankelijk niet te herhalen. De lieve familievrede is ook wat waard. Uiteindelijk probeerde ik het toch weer: 'maar jij hebt écht niets onverwerkts uit de jaren tachtig?'

'Ik heb de Gnaden des Spätgeburts', antwoordde de promovendus in de Duitse geschiedenis. En hij schonk een kop thee in en liep de kamer uit, als iemand die met zijn verleden alleen wil zijn.

zaterdag 23 augustus 2008

Nieuwe foto's

Beter laat dan nooit. Ik heb afgelopen week een aantal foto's van mijn reis op internet gezet. Foto's van Jordanië, India en Nepal. Klik hier of op onderstaande foto's en geniet.


Woman with stone foot

IMG_4564

donderdag 21 augustus 2008

Bruine stompjes

Om ons welkom te heten had de opleiding lunchpaketten samengesteld, met daarin ook een appel een bakje melk. Melk drink ik niet en van melige appels hou ik ook niet. Na mijn tweede lunchpakket bleef ik dus met twee bakjes melk en een appel zitten.

Wie zou ik daar nu blij mee kunnen maken? Ik wist dat voor de Albert Heijn altijd een zwerver stond die iedereen altijd een prettige dag wenste. Mij ook, ook al was ik vaak langs hem gelopen zonder hem iets te geven. Hij bleef altijd aardig en beleefd.

Ik wilde iets voor de man terug doen en liep met het plastic tasje naar hem toe en vroeg of ik hem daar gelukkig mee kon maken.

Hij keek in het tasje en zei: 'De melk wel. Maar de appel kan ik niet aan.'

Ik weet niet of hij zijn tanden speciaal voor mij ontblootte, maar precies op dat moment zag ik tussen zijn lippen door een aantal bruinige stompjes. 'De appel kan ik niet aan hoor', herhaalde hij.

'Maar misschien ken je wel iemand die hem graag wil', antwoordde ik. Niet van plan het tasje terug te nemen.

'Ja', antwoordde hij langzaam. Toen ik wegliep, bedankte hij me nog steeds vriendelijk.

maandag 4 augustus 2008

Punk is cool

Toen ik zaterdagavond in mijn tweede oppashuis kwam, stond mijn nieuwe huisgenote al achter de deur op me te wachten. Ik dacht dat ze honger had, dus ik liep naar de keuken. Ze liep met me mee, maar nadat ik haar bakje had gevuld, begon ze niet aan haar diner, maar bleef ze achter me aanlopen, af en toe kopjes tegen mijn been gevend. Punk - een zwartwitte poes met lang haren - wilde gewoon wat aandacht. Ik moest eigenlijk naar de kroeg, maar het regende buiten, dus dat kon wel even wachten; ik ging op de bank zitten en Punk kwam meteen op schoot. Ik denk dat ik de komende maand met Punk wel goede vrienden wordt.

vrijdag 1 augustus 2008

Fopspeen


De mooiste ruzie's met mijn broertje had ik op de achterbank van de auto. Tijdens de lange ritten door Frankrijk was hij voor mij (en ik voor hem) een dankbaar object om de verveling af te reageren. Ooit besloot ik bijvoorbeeld dat zijn knuffel - een meeuw - moest vliegen en gooide ik hem met een grote boog door het raam naar buiten.

Wat me ook goed bijstaat: de geïrriteerde reacties van mijn vader. 'Nu moet het afgelopen zijn met dat kinderachtige gedoe', snauwde hij over zijn schouder, vaak nog voordat mijn broertje en ik het doorhadden dat we aan het zieken waren.

Een nieuwe generatie lijkt grotendeels verstoken te blijven van dit soort ervaringen. Steeds meer gezinnen nemen op vakantie een spelcomputer mee of hebben een dvd-speler op de achterbank geïnstalleerd, zo schrijft de NRC gisteren. Een vader zegt in het stuk dat hij de DVD-speler onderweg installeert, vlak voordat hij boos wordt. Een onderzoeker zegt dat het vele computeren de ouders geen zorgen baart. 'Die vinden het ergens weg lekker om hun kinderen zo bezig te zien.'

De definitie van modern ouderschap? Een kind nemen om er vervolgens zo weinig mogelijk last van te hebben? Als Keesje zijn fopspeen is ontgroeid, geven we hem een gameboy om hem rustig te houden. Gelukkig werkt het niet en maken de kinderen nog wel ruzie, maar dan wel over wie er nu op de computer mag. Dat is toch minder mooi dan het uit het raam gooien van de knuffel van je broertje.

Ook een mooie achterbank-herinnering is dat ik als vijftienjarige Hermans' Donkere kamer las. De autoritten konden me niet lang genoeg duren en ik wilde de auto niet uitkomen als we stopten om een of ander saai dorp te bekijken. Ook dit zal een vijftienjarige niet snel meer meemaken. Begin ik dan toch oud te worden?

(Het stuk in de NRC pas overigens in een bredere discussie over de invloed van digitalisering op onze intelligentie. Zie hier en hier.)

donderdag 31 juli 2008

Speedboot

In de boekenkast van mijn oppashuis stond Joe Speedboot. Vanwege de vreselijke titel was ik nooit aan deze roman begonnen, al had alle goede pers me wel nieuwsgierig gemaakt. Op zoek naar een boek, zwichtte ik vanochtend echter voor de hype, net zoals ik ooit aan de Da Vinci Code begon.

Over de inhoud van het boek - voor zover ik het heb gelezen - zal ik kort zijn: een veertienjarige jongen, die door een ongeluk grotendeels verlamd is, raakt gefascineerd door een één jaar jongere jongen, genaamd Joe Speedboot, die in zijn dorpje is komen wonen toen de hoofdpersoon in coma lag. Joe Speedboot is een enfant tèrrible: hij maakt bommen, ramt met een vrachtwagen een voorgevel, terwijl zijn dode vader voorop de wagen ligt, etc. Hij doet kortom van alles waar de hoofdpersoon maar van kan dromen.

Alles is opgeschreven vanuit het perspectief van de veertienjarige gehandicapte jongen, tenminste, dat is de bedoeling, maar het taalgebruik en visie van de ik-persoon komen niet over als die van een veertienjarige. Een gekunstelde rauwheid druipt ervan af, zoals je die ook wel tegenkomt in bij platpratende lefgozers in een series van de VARA. Een voorbeeld: de ik-persoon heeft een 'pismaat', iemand die hem op school helpt bij het plassen door zijn 'pik in het urinaal' te hangen. Zijn pismaat helpt hem echter niet bij de grote boodschap, die doet hij thuis met de hulp van zijn moeder, want 'ik dult niemand anders achter mijn hol.'

Hoort u het een veertienjarige puber al zo zeggen? En dit: 'op de punt van een krib zitten twee ruggen, met twee lange antennes antennes vangen signalen uit het water op'. Alleen een slechte schrijver kan vissende mannen zo omschrijven, in een veertienjarige zal zulke metaforiek vermoed ik niet snel opkomen.

Toen ik klaar was met ontbijten, heb ik het boek maar weggelegd. Al wilde ik wel nog wat weten. De hoofdpersoon vertelt namelijk niet hoe hij in coma is geraakt en hij vertelt niet hoe de vader van Speedboot is gestorven en waarom hij voorop de truck lag. Doorlezen dus, zoals je ook het einde van een slechte film wilt weten? Een film is echter snel voorbij en in goedkope literaire trucs trap ik liever niet.

woensdag 23 juli 2008

Ervaringen van een eenzame huisbewaarder - 1

Vandaag liep ik met de sleutels van vijf huizen over straat en vandaag verhuisde ik voor de zevende keer in drie en een halve maand. Toen ik begin april terugkwam van een lange reis waarvoor ik alles - mijn baan, mijn huis - heb moeten opgeven, zou ik bij mijn vriendinnetje intrekken, maar met haar liep het na al die maanden van gescheiden leven al snel mis. Gelukkig kon ik op het huis van een vriend passen en zo begon mijn zwerftocht door mijn thuisstad, als stadsnomade trok in van huis naar huis.

Soms woonde ik op stand, soms in een bescheiden maar fijne sociale huurwoning in een buurt die tegenwoordig door beleidsmakers als probleemwijk wordt aangeduid. Toen ik daar op de eerste dag van mijn verblijf naar buiten ging, zag ik in de schaduw van een boom een ongeschoren man in oude kleren languit op straat liggen, met zijn hoofd op een blikje bier als op een kussen. Er stonden ook junks voor het metrostation en af en toe werd ik wakker omdat mijn bovenbuurman op zondag om negen uur in de morgen Hip Hop draaide. Aan de andere kant was het om de hoek bij de beste bakker van de stad en kocht ik om de dag een vers brood en achterham, ongetwijfeld het lekkerste ontbijt van de stad.

Zo leer je buurten kennen. Nieuwe winkels, nieuwe restaurantjes, nieuwe mensen. De toeristische eettentjes aan het begin van de Spuistraat, de rustige, verjuppende Schinkelbuurt. maar soms woon je op plekken waar je al eerder woonde, zoals in het huis van een voormalig huisgenoot, en word je achtervolgd door het verleden en het moois dat je achterliet toen je op reis ging.

Met een nieuw huis krijg je soms huisgenoten bij. Mensen waarmee je nog nooit zo intiem bent omgegaan - en met wie je soms ook liever niet zo intiem wilt omgaan. Ik was in mijn oude huis op de Amstel opeens veroordeeld tot het meisje dat mijn kamer overnam. Ze draaide vaak Hip Hop en ik had haar eigenlijk weinig te melden. Gelukkig kon ik haar grotendeels ontlopen. Anders was dat toen in een ander huis na een afwezigheid van een paar weken opeens een Franse huisgenoot terugkwam. Ik was er niet en ik had me ook niet op zijn komst voorbereid: de huiskamer lag vol met mijn spullen, de eettafel had ik verbouwd tot een bureau en in de keuken waren de resten van mijn kookkunsten van de afgelopen weken nog alomtegenwoordig. De jongen draaide door, wat ik hem niet eens kwalijk kon nemen, maar ik vond het vervolgens wel vervelend om met zijn slordigheden geconfronteerd te worden: hij trok de wc niet altijd door, ik zag vaak gele plasjes in de pot liggen, waar ik liever niet boven hing.

Ik ben de discretie zelve. Ik zal nooit in laden kijken, zoeken naar foto's of andere persoonlijke dingen. Anders is het huisbewaren niet mogelijk. Maar de vrouwen die ik meeneem zijn dat - de discretie zelve - niet altijd. Toen ik een keer terugkwam van de wc, zag ik haar op de rand van het bed zitten, terwijl ze in een kratje zocht. Ze viste er een mapje uit. Vol opwinding maakte ze hem open en begon de foto's te bekijken. Als snel bleek het een teleurstelling. Saaie foto's van een feestje tijdens een studie in een ver buitenland die niet interessant waren voor anderen dan de direct betrokkenen.

Een andere teleurstelling is die van de geheime kamers. In huizen met meerdere kamers is er soms een kamer waar je om de een of andere reden niet komt en waarbij je ook een gevoel hebt dat het niet gepast is om daar te komen. Maar van wat verboden is gaat een enorme fascinatie uit, zelfs als je jezelf dat verbod hebt opgelegd. In het eerste huis was er een kamer van een huisgenoot die er nooit was. Toen ik voor het betrekken van de woning een rondleiding kreeg, had ik hem (de kamer) even gezien, maar dat was in een flits, ik onthield er weinig van en later kwam ik er nooit meer. Uiteindelijk werd mijn fascinatie zo groot dat ik op een dag de kamer binnenging. Het bleek gewoon een kamer.

Ook in mijn huidige huis heb ik een geheime kamer. De deur wordt geblokkeerd door een matras. Ik weet niet of de huisbazen dat bewust hebben gedaan. Ik heb de geheime kamer niet nodig, want het huis is groot genoeg en daarnaast woon ik er nog te kort om ernaar getrokken te worden. Nieuw in dit huis is dat ik er voor het eerst een taak heb: de planten water geven. Over anderhalve week krijg ik een huis met nog een grotere taak. Ik moet op een kat passen. U hoort nog van mij.

woensdag 16 juli 2008

apologie voor de amsterdamse duif

Het was de duiven niet onopgemerkt gebleven, dat ik tussen de middag op een bankje voor de universiteit mijn boterhammen met kaas aan het eten was en de kruimels om me heen verspreidde. Eén voor een kwamen ze op mijn af en probeerden een kruimeltje mee te pikken. Af en toe schoot ik te hulp en gooide ik één van de duiven een stukje brood toe, maar vaker probeerden ze al sluipend de stukjes brood en kaas aan mijn voeteneind te bereiken. Ik hoefde maar een kleine beweging met mijn voet te maken, of ze stoven achteruit, verschrikt, alsof ze bang waren om straf te krijgen. Toen hoorde ik naast mij iemand zeggen:

‘Je hebt toevallig geen stenen bij je?’

Hij zei het een beetje op een jolige toon, alsof hij hoopte de leegte van de middagpauze op te vullen met wat cynische opmerkingen over het stenigen van de duiven van Amsterdam. Het schoot door mijn hoofd dat duivenbashen een geliefde bezigheid is van de Amsterdammer. Zoals normale mensen met vreemden een praatje maken over het weer als ze even tot elkaar zijn veroordeeld, zo kankeren Amsterdammers onder elkaar op de duif, op die ratten met vleugels.

‘Dat hoeft toch niet?’, antwoordde ik de jongen en ik keek opzij.

Het was een lange en dunne jongen, wat bleekjes – waarschijnlijk had hij de afgelopen weken voor een hertentamen in een laboratorium gezeten en was hij nu opzoek naar wat aanspraak.
Hij liet zich niet afwimpelen en zei, zich familiair naar mij toe draaiend:

‘Kleine steentjes misschien?’

‘Nee’, zei ik, ‘dat is toch helemaal nergens voor nodig’.

En ik zag hoe een grote glimmende duif langzaam richting mijn voet liep, zich voortbewegend als een onregelmatige metronoom, met zijn kralige oogje mij angstvallig in de gaten houdend. Eén van zijn poten miste twee tenen, maar verder was het een duif van een omvang en netheid zoals die je een paar jaar geleden in Amsterdam niet aantrof, toen de gemeente nog duiven vergaste, onvruchtbaarheidspillen in hun eten deed en andere wanhopige pogingen ondernam om het ongedierte uit te roeien.

‘Je hebt gelijk’, zei de jongen. ‘Ze hebben hebben het al moeilijk genoeg.’


maandag 7 juli 2008

Een schrijfsel schrijven? Alle schrijfsels afschrijven!

Vandaag stuitte ik er weer op één. In Het Parool noemde een columnist één van zijn stukjes een 'schrijfsel'. Ik heb die schrijfsels altijd een merkwaardige dingen gevonden: het zijn niet nader omschreven verzamelingen van zinnen - en ik heb het idee dat het woord de laatste jaren opgang doet. Men schrijft tegenwoordig geen boeken, verhalen, artikelen, columns of, desnoods, stukjes meer, nee, tegenwoordig 'schrijf je een schrijfsel .'

Van een schrijver, columnist, of journalist verwacht je enig taalgevoel, als zo iemand met een 'schrijfsel' aan komt zetten weet je direct dat je daarin teleurgesteld wordt, net zoals een roman die 'Joe Speedboot' heet niet veel goeds doet vermoeden. Maar behalve dat 'schrijfsel' simpelweg een lelijk woord is met een vage betekenis, schuilt er achter het gebruik van het wordt volgens mij ook een slecht motief.

Waarom noemt iemand zijn eigen werk immers een schrijfsel? Ik kan alleen maar het volgende bedenken: het klink zo lekker onpretentieus, zo lekker van: laten ik maar lekker normaal doen en mijn eigen werk niet in te pretentieuze termen vatten. Ze gebruiken de term dus vanuit een vaag onbehagen met de vermeende pretenties van de schrijverij, want als je een artikel of een boek schrijft moet je toch minstens tachtig zijn, pijproken en bij NRC Handelsblad werken.

Dit blijkt ook uit de manier waarop het woord wordt gebruikt. 'Het levert mooie schrijfsels op', luidde de hele zin vandaag in Het Parool. De schrijver zegt niet gewoon dat hij ergens een mooi artikel over kan schrijven, nee hij laat zichzelf helemaal weg - met nog vagere taal als gevolg. Daarom wil ik dit stukje met een stelling eindigen: wie een schrijfsel produceert is de moeite van het lezen niet waard - de moeite, want iemand die schrijfsels produceert, lees je niet voor je plezier.

zondag 6 juli 2008

De ongemakken van het rookverbod


Het bewijs dat het rookverbod ook voor niet-rokers geen pretje is:

Als ik aan het begin van de avond met mijn handen in zakken de bijna lege concertzaal door kijk, voel ik wat. Ik laat papieren overal slingeren, zelfs in mijn broekzak, en ook nu vind ik in mijn schoongewssen broek weer eens een klomp papierpulp. Ik peuter de hard geworden witte brok eruit en wil hem weggooien, maar omdat er op de tafeltjes geen asbakken meer staan loop ik wel een minuut zoekend door de zaal, voordat ik mijn troep enigzins bezwaard op de grond laat vallen.

Nu levert wat opgedroogde papierpulp niet zo veel rotzooi op, maar als ik later een uitgekauwd stuk kauwgom wil weggooien, krijg ik meer morele bezwaren. Moet ik hem onder een tafeltje plakken, zodat straks iemand er lekker met zijn hand overheen glijdt, of laat ik het gewoon op de grond vallen, waardoor iemand het onder zijn schoenen of, erger nog, aan zijn kleren krijgt - gelukkig is het geen sjieke gelegenheid en hebben de gasten geen dure kleren, maar toch...

Ik wed dat de minister hier geen rekening mee heeft gehouden. Evenmin met de penetrante zweetlucht die in de loop van de nacht als een mistige deken in de zaal gaat hangen. Sigarettenrook kun je de volgende dag gewoon uit je kleren wassen, maar de opdringerige geur van de stinkende medemens krijg ik nooit meer uit mijn geheugen. Dankzij het rookverbod weet ik hoe mensen kunnen stinken. Uitgaan wordt er vooralsnog niet aangenamer op. Hopelijk wennen alle desillusies.

Foto's

sake.vanderwall - View my most interesting photos on Flickriver